Welcome to the Jungle

11 juni 2017 - Paramaribo, Suriname

De gebouwen langs de weg worden steeds spaarzamer, de bomen staan steeds dichter op elkaar. We rijden Paramaribo uit en de jungle in. In de verte doemt een groot stalen gevaarte op, gekroond door een metershoge vlam. Nadat we de stank van de olieraffinaderij passeren betreden we de jungle. Het bos van Suriname beslaat meer dan 90% van het totale landoppervlakte. Een zeer welkome verandering van omgeving. Paramaribo is een stad met charme, maar mij heeft het nog niet helemaal overtuigd. Te druk, teveel auto’s, de continue stank van diesel. Waar ik vooral niet aan kan wennen is het onvermogen ’s avonds op straat te zijn vanwege de grote kans berooft te worden. Ik ben blij dat we eindelijk de stad inruilen voor de ruige, ongerepte natuur.

Aan de horizon duikt de zon langzaam weg. Het maakt niet uit dat ik al ontelbare keren een zonsondergang heb gezien. Het schouwspel van blauw, geel, rood, oranje en roze, weerkaatst tegen de spaarzame wolken, blijft adembenemend. Het bos om ons heen wordt dikker en dikker, de lucht steeds donkerder. Uiteindelijk zien we niets anders dan de weg in het schijnsel van de koplampen van de bus.

De stemming in de bus zit er goed in. We eten een paar snacks, vergapen ons aan de indrukwekkende omgeving en vertellen verhalen over het ziekenhuis. Een groot nadeel van een gezelschap met enkel artsen is dat het altijd over geneeskunde gaat. Zo blij als we zijn dat we eindelijk vrij zijn uit de greep van het ziekenhuis, we nemen het toch altijd en overal mee naar toe. Regels instellen werkt niet. De behoefte om erover te praten is te sterk. Wat een goed iets is, maar soms is het ook prettig de andere kant van het leven te zien. De kant van schoonheid, gezondheid en leven, in tegenstelling tot de realiteit van het ziekenhuis, van ziekte, verdriet en dood. We moeten nooit vergeten waar we ons werk voor doen; dat mensen een kans krijgen van al het moois te blijven genieten, vrij van ziekte. Tegelijkertijd mogen we niet vergeten wat een impact de ellende van het ziekenhuis op ons maakt. Allemaal jong en recent afgestudeerd, de idealen van het arts zijn botst frontaal met de realiteit. Het praten is therapeutisch. Bij deze mijn excuses voor alle niet-geneeskundigen die onze gesprekken niet kunnen volgen.

De bus stopt in een klein dorp aan de rand van een rivier. In het flauwe licht van de straatlantaarns zie ik een kleine supermarkt, een kroeg en een loods. Op het strand liggen drie langwerpige, houten boten. Ik kijk omhoog. Het licht van de bus en lantaarns is sterk genoeg om een deel van de sterren aan het zicht te onttrekken. Er is geen maan, dus dat belooft veel goeds voor in de jungle.

Onze spullen worden in de boot geladen en we starten onze trip diep de jungle in, op zoek naar het kamp waar we verblijven. Het licht van het dorp verdwijnt langzaam uit zicht en de sterren schijnen steeds feller. Ik denk niet dat ik ooit zo’n indrukwekkende sterrenhemel heb gezien. Terwijl de boot zich een weeg baant over de brede rivier, geflankeerd door dicht bos, vergaap ik me aan de honderdduizenden sterren en sterrenwolken aan de hemel. Het is stil op de boot. Een serene rust die ik al weken niet in Paramaribo heb meegemaakt.

De volgende dag hebben we twee trips gepland. De eerste brengt ons naar een dorp aan de rivier. Langs de rivier liggen een aantal dorpen die worden bevolkt door de Marron. De Marron zijn afstammelingen van gevluchte slaven. Ten tijde van de kolonisatie door eerst Engeland, en later Nederland, zijn een kwart miljoen slaven naar Suriname gebracht door met name Nederlandse slavenhandelaren. Yes, de VOC mentaliteit! Het slavenleven was hard, barbaars en onmenselijk. Veel slaven probeerden hieruit te vluchten. Erg lastig was dat niet. De plantages in Suriname lagen vaak aan rivieren, moerassen en de jungle zelf. Omdat Nederlanders in die tijd de verkenningstochten door de slaven lieten uitvoeren hadden de slaven een uitgebreide kennis van het binnenland. Vluchten was makkelijk, het leven in de jungle niet. Veel slaven kwamen na een initiële vlucht weer terug. Enkelen wisten echter dorpen te stichten en vormden gemeenschappen. Ze overleefden van de jacht en vissen. Omdat de gevluchte slaven allerlei belangrijke dingen tekort kwamen, zoals zaden voor gewassen, gereedschappen en vrouwen, organiseerden ze rooftochten naar plantages. Daar stalen ze benodigdheden, namen ze andere slaven mee (vrij- en onvrijwillig) en vermoordden ze blanke boeren. Zo groeide de gemeenschap en werden er meer dorpen gesticht. De gevluchte slaven herstelden de verloren cultuur uit Afrika. De Marroncultuur in Suriname wordt ook wel eens het ‘best bewaarde stuk Afrika buiten Afrika’ genoemd. Tegenwoordig zijn de Marrons de op twee na grootste bevolkingsgroep in Suriname, na de Hindoestanen (voormalig arbeiders uit India) en Creolen (bevrijde slaven).

Een uiterst interessante en bewogen geschiedenis volgde. Daar kan ik later nog een keer op ingaan.

Helaas was de tocht door het dorp half niet zo interessant. Dat heeft ook te maken met mijn afkeer van dit soort trips. In Afrika kon ik er ook nooit goed van genieten. Het gevoel ‘aapjes te kijken’ is sterk. De gids stapt ongevraagd hutjes binnen, om ons rond te laten kijken. Lolly’s worden uitgedeeld aan kinderen, waarvan de verpakking en stokjes tussen het struikgewas verdwijnen. Natuurlijk is het interessant te zien hoe de mensen daar leven, maar het blijft vreemd zo in te breken in het dagelijks leven van deze mensen.

De rest van de middag is interessanter. We bezoeken een stroomversnelling midden in de rivier. Om onverklaarbare redenen is het al het hele weekend droog, terwijl het sinds mijn aankomst in Suriname onafgebroken heeft geregend. We zwemmen in stilstaand water tussen de stroomversnellingen. Terwijl het water met ongekende kracht en snelheid langs ons heen dendert, dobberen wij in de natuurlijke zwembaden. Het leven is goed.

Aan het einde van de middag varen we dieper het bos in. De boot vaart recht op de bomen af en weet een kleine opening tussen de bladeren te vinden. De verandering is abrupt; zojuist bevonden we ons op de grote, wijde rivier, nu staan we op een klein strand omringd door jungle, zo ver als we kunnen kijken. Het is bijzonder om op deze plek te staan. Ik heb me nog niet zo ver verwijderd van menselijke civilisatie gevoeld. Hier geldt letterlijk de wet van de jungle. De macht van de mens is ver weg. Er is alleen één groot nadeel. De luchtvochtigheid. Na enkele seconden tussen de bomen gutst het zweet uit elke porie van mijn lichaam. Dat we lange kleren aan moesten trekken helpt niet. Het enige wat helpt is in beweging blijven. Het wordt bijna jammer dat de gids regelmatig stopt om bijzondere vegetatie aan te wijzen. We passeren een boom, die nog het meeste weg heeft van een meerdere malen dubbelgevouwen servet.

“Deze boom gebruikten we vroeger om te communiceren”, vertelt de gids. “Het heet een telefoonboom.”

Ik verwacht een vaag verhaal over geesten, maar het blijkt veel praktischer. De gids slaat met de botte kant van de machete een aantal keer tegen de boom. Een diep, luid geluid dreunt door de jungle.

“Dit geluid is tot 5 kilometer ver te horen. Als je in de problemen bent, sla je op de boom en weten mensen in de omgeving dat je hulp nodig hebt. Maar tegenwoordig heeft iedereen een telefoon, dus gebruiken we de boom niet meer.”

De tocht door de jungle is pittig. Het is warm, het is nat, we klimmen en dalen. Zelden ben ik zo blij geweest met mijn waterdichte wandelschoenen. We banjeren door kleine plassen water, diep soppige modder en balanceren over dikke takken die dienst doen als brug. Halverwege passeren we een metershoge liane waar we onze innerlijke Tarzan los kunnen laten.

Na twee uur ploeteren bereiken we het kamp midden in de jungle. Inderdaad back to basic. Vier hutjes, waarvan één dienst doet als slaapruimte. Een twintigtal hangmatten is opgehangen aan de houten balken. Er zijn korte houten boomstammen die dienst doen als kruk, opgesteld rondom een kampvuur. Het enige geluid is het geluid van de jungle; het gezang van vogels en het getjirp van krekels, samen oorverdovend. Toch heerst er een rust, bijna een intense stilte.

In het kamp verblijven twee Amerikanen en een Duitser. De Amerikanen zijn in Florida begonnen aan een wereldreis met een zeilboot. Via de Cariben kwamen zij aan in Frans Guyana, waar zij de Duitser ontmoeten. Vervolgens zeilden ze met zijn drieën (of eigenlijk zes, want ook een kat en twee honden zeilden mee) naar Suriname. Daar ontmoetten ze de eigenaar van onze trip, die graag promotie wilde maken voor zijn nieuwe resort. Daar de Amerikanen handig waren met fotografie en film stemden zij in. Zo belandden ze in het kamp in de jungle, waar ze zichzelf al drie dagen wisten te onderhouden, onder andere door een kaaiman te schieten en deze te roosteren op het kampvuur.  

Nu ik stilsta in het kamp voel ik pas hoe vies ik ben. Modder plakt aan mijn schoenen en de onderste helft van mijn broek, mijn shirt plakt van het zweet aan mijn bovenlichaam. Gelukkig is er een nabijgelegen stuk water. We verruilen onze bezweette lange broeken voor zwembroeken en duiken de rivier in. Het water is koud, maar de verkoeling is welkom.

De rest van de avond wordt gevuld door het bereiden van eten op het kampvuur, dansen en gezang. Moe en voldaan kruip ik in mijn hangmat en begeleid door een koor van krekels val ik in slaap.

De volgende dag vervolgen we onze reis, precies de tegenovergestelde richting. We komen aan bij het strand, maar er is geen boot. De gids was even vergeten de bootsman in te lichten dat we eraan kwamen. Kleine inschattingsfout, kan gebeuren, we zijn immers in Suriname.

We varen terug naar het dorpje bij de rivier, waar de bus op ons wacht. Na een heel weekend omringd door bomen, ver weg van menselijke civilisatie, is het grijze dorp geen welkom aangezicht.

In de bus realiseer ik me dat ik morgen weer op de Intensive Care sta. Door het raam van de bus zie ik langzaam de bomen weer plaats maken voor de olieraffinaderij en later de stad. Alhoewel ik me goed realiseer dat een leven in de jungle geen mogelijkheid is, realiseer ik me weer één ding; het leven in een grote stad is dat voor mij ook niet. 

Foto’s

2 Reacties

  1. Corry:
    11 juni 2017
    Weer een prachtige blik in je wereld Mitch! Prachtig.. ongelofelijk de verschillen tussen beide werelden, maar wat een ervaring weer.
    We lezen en beleven alles zó met je mee! Je schrijft geweldig. Dikke kus van ons 3
  2. Linda Cult:
    12 juni 2017
    Lieve Mitch
    En weer neem je mij zo mee in jouw wereld,Ik zie, ruik, en voel het gewoon dankzij jouw bijzondere geweldige schrijfstijl.
    Heerlijk om je ook even op de foto's te zien
    Dikke